Dit is met name geschikt bij een bespuiting op de grond of in een laag gewas.
Stap 1 - Bereken de hoeveelheid water en middel voor het te bespuiten oppervlakVoorbeeld: je wil een gedeelte van het gewas bespuiten met een rugspuit. Dit is 150 x 3 meter. De oppervlakte is dan 450 m². Op het etiket van het middel staat 5 liter middel per ha met 200 liter water.
Je hebt voor dit stuk dan nodig:
- Water: (450 : 10.000) x 200 = 9 L
- Middel: (450 : 10.000) x 5 = 0,225 L = 225 ml
Stap 2 - Bepaal de dopafgifteDe dopafgifte is de hoeveelheid spuitvloeistof die de dop geeft per minuut bij een bepaalde druk. Dit vind je terug in een spuitdoppentabel.
Stap 3 - Bepaal de spuitbreedteDe spuitbreedte is het aantal centimeter dat het middel 100% het te bespuiten oppervlak raakt. Recht onder de spuitdop komt namelijk meer spuitvloeistof terecht dan aan de zijkanten. Daarom dien je te overlappen, zodat overal evenveel spuitvloeistof gedoseerd wordt. De gehele breedte die de spuitdop beslaat noem je de werkingsbreedte. Om de spuitbreedte van een spuitdop te kunnen zien, kan je het beste op een verhard stuk spuiten, bijvoorbeeld op het betonpad.
Let op: zorg dat je de spuitdop altijd op zo’n 50 centimeter boven de grond houdt. Dit werkt niet alleen prettig, maar zorgt ook voor het beste resultaat.
Stap 4 - Bepaal de loopsnelheidDe spuitdop die je gebruikt heeft een spuitbreedte van 1 m en een werkbreedte van 50 cm. De eerste en laatste 50 cm hebben een halve dosering nodig. Je loopt in totaal dus 3 keer (namelijk op 50 cm, op 100 cm en op 150 cm). In totaal loop je 300 m in 6 minuten. Je loopsnelheid is dan als volgt:
- 300 : 6 = 50 m/minuut
- 50 x 60 minuten = 3 km/uur
- Over één baan van 100 meter loop je 100:50 m/min = 2 minuten
Het is belangrijk dat je constant op dezelfde snelheid doorloopt en niet stil blijft staan. Zo wordt de spuitvloeistof op een gelijkmatige manier verdeeld en voorkom je overdosering.