Wat is resistentie?
Ziektes, bacteriën en onkruiden kunnen ongevoelig worden voor gewasbeschermingsmiddelen, waardoor zij de werking van bepaalde middelen kunnen neutraliseren en deze dus geen (of minder) effect meer hebben. We spreken dan van resistentie. Het aantal resistenties tegen gewasbeschermingsmiddelen is de laatste jaren flink toegenomen, wat een probleem vormt voor het beheersen van ziektes en plagen in de tuinbouw.
Hoe ontstaat resistentie?
Een populatie van aantasters (ziektes, plagen of onkruiden) bestaat nooit uit genetisch exact gelijke organismen. Hierdoor is het ene organisme beter bestand tegen een gewasbeschermingsmiddel dan het andere organisme. De organismen uit een populatie die bestand zijn tegen een middel (resistent), vermenigvuldigen zich, waardoor zij op den duur een steeds groter deel van de populatie gaan vormen. Hierdoor heeft een gewasbeschermingsmiddel steeds minder effect op een steeds groter wordend deel van de populatie en wordt dit deel van de populatie resistent. Eigenlijk is er dus altijd al sprake van resistentie binnen een populatie, maar deze breidt zich uit wanneer de organismen die resistent zijn, zich vermenigvuldigen en een groot deel van de populatie gaan vormen. In dit geval spreken we ook pas van een resistentie.
Snelheid van ontstaan
Resistentie is dus het vermogen van micro-organismen en cellen om weerstand te bieden tegen bepaalde stoffen, zoals gewasbeschermingsmiddelen. De snelheid waarmee een populatie resistent wordt voor een gewasbeschermingsmiddel, is afhankelijk van drie
factoren:
- De voortplantingscapaciteit van de aantaster (de snelheid van voortplanten).
- Het aantal resistente individuen dat vanaf het eerste moment aanwezig is in het gewas (de uitgangssituatie).
- De selectiedruk (de verhouding tussen gevoelige en ongevoelige organismen).
Grotere kans op resistentie
Een aantal omstandigheden vergroot de kans op resistentie tegen een bepaald middel:
- Een relatief hoog beginaantal individuen in de populatie dat resistent is.
- Een monogene resistentie (=wanneer de resistentie van een ras of cultivar tegen een ziekte berust op één gen).
- Er bestaat een kruisresistentie tegen de groep gewasbeschermingsmiddelen waarin het gebruikte middel valt.
- Een hoge voortplantingscapaciteit waardoor de populatie geïsoleerd blijft.
- Een hoge levensvatbaarheid van de resistente organismen.
- Een continue werking van het gewasbeschermingsmiddel, waardoor de aantasters niet kunnen ontsnappen.
- Toepassing van het middel op een grote oppervlakte, waardoor er geen immigratie plaatsvindt en de ongevoelige organismen dus worden geïsoleerd.
- Eenzijdig gebruik van een gewasbeschermingsmiddel (er wordt vrijwel niet afgewisseld met middelen uit andere resistentiegroepen).
- Gunstige omstandigheden, waardoor de populatie zich snel kan ontwikkelen.
Resistentiemanagement - resistentie tegengaan
Preventieve maatregelen
- Zorg voor een zo goed mogelijke bedrijfshygiëne om besmetting te voorkomen.
- Maak gebruik van een geïntegreerde gewasbeschermingsstrategie en pas zo veel mogelijk biologische gewasbescherming toe.
- Beperk het aantal behandelingen met een chemisch gewasbeschermingsmiddel tot het noodzakelijke minimum en pas deze middelen op een zo klein mogelijk oppervlak toe.
- Wissel middelen met verschillende resistentiemechanismen af.
- Zorg dat niet alle gevoelige organismen sterven, zodat deze zich kunnen blijven voortplanten en ongevoelige organismen niet de overhand nemen.
- Meng insecticiden en acariciden zo min mogelijk met elkaar, want hierdoor kan een resistentie tegen meer dan één middel gemakkelijker ontstaan.
- Meng een specifiek werkende fungicide met een aspecifiek werkend middel (bijvoorbeeld dithiocarbamaten, captan of zwavel) om de ontwikkeling van resistentie te voorkomen.
Reactieve maatregelen
Wanneer er een resistentie is vastgesteld binnen een gewas, dan kan een teler een aantal stappen ondernemen om de schade aan het gewas zo veel mogelijk te beperken:
- Stop direct met het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel dat het probleem veroorzaakt.
- Neem contact op met je gewasbeschermingsspecialist voor verder advies over het gebruik van een ander gewasbeschermingsmiddel.
Contactformulier
Staat je antwoord er niet bij? Vul het contactformulier in en Leonie van Rooijen neemt contact met je op. Op werkdagen zelfs binnen 24 uur.
Categorieën:
Wat is resistentie?
Ziektes, bacteriën en onkruiden kunnen ongevoelig worden voor gewasbeschermingsmiddelen, waardoor zij de werking van bepaalde middelen kunnen neutraliseren en deze dus geen (of minder) effect meer hebben. We spreken dan van resistentie. Het aantal resistenties tegen gewasbeschermingsmiddelen is de laatste jaren flink toegenomen, wat een probleem vormt voor het beheersen van ziektes en plagen in de tuinbouw.
Zoek in de Kennisbank
Vind antwoord op je vraag in onze kennisbank. 600+ artikelen, geschreven door onze specialisten.
Categorieën:
Deel dit artikel
Onderwerpen in dit artikel
Hoe ontstaat resistentie?
Een populatie van aantasters (ziektes, plagen of onkruiden) bestaat nooit uit genetisch exact gelijke organismen. Hierdoor is het ene organisme beter bestand tegen een gewasbeschermingsmiddel dan het andere organisme. De organismen uit een populatie die bestand zijn tegen een middel (resistent), vermenigvuldigen zich, waardoor zij op den duur een steeds groter deel van de populatie gaan vormen. Hierdoor heeft een gewasbeschermingsmiddel steeds minder effect op een steeds groter wordend deel van de populatie en wordt dit deel van de populatie resistent. Eigenlijk is er dus altijd al sprake van resistentie binnen een populatie, maar deze breidt zich uit wanneer de organismen die resistent zijn, zich vermenigvuldigen en een groot deel van de populatie gaan vormen. In dit geval spreken we ook pas van een resistentie.
Snelheid van ontstaan
Resistentie is dus het vermogen van micro-organismen en cellen om weerstand te bieden tegen bepaalde stoffen, zoals gewasbeschermingsmiddelen. De snelheid waarmee een populatie resistent wordt voor een gewasbeschermingsmiddel, is afhankelijk van drie
factoren:
- De voortplantingscapaciteit van de aantaster (de snelheid van voortplanten).
- Het aantal resistente individuen dat vanaf het eerste moment aanwezig is in het gewas (de uitgangssituatie).
- De selectiedruk (de verhouding tussen gevoelige en ongevoelige organismen).
Grotere kans op resistentie
Een aantal omstandigheden vergroot de kans op resistentie tegen een bepaald middel:
- Een relatief hoog beginaantal individuen in de populatie dat resistent is.
- Een monogene resistentie (=wanneer de resistentie van een ras of cultivar tegen een ziekte berust op één gen).
- Er bestaat een kruisresistentie tegen de groep gewasbeschermingsmiddelen waarin het gebruikte middel valt.
- Een hoge voortplantingscapaciteit waardoor de populatie geïsoleerd blijft.
- Een hoge levensvatbaarheid van de resistente organismen.
- Een continue werking van het gewasbeschermingsmiddel, waardoor de aantasters niet kunnen ontsnappen.
- Toepassing van het middel op een grote oppervlakte, waardoor er geen immigratie plaatsvindt en de ongevoelige organismen dus worden geïsoleerd.
- Eenzijdig gebruik van een gewasbeschermingsmiddel (er wordt vrijwel niet afgewisseld met middelen uit andere resistentiegroepen).
- Gunstige omstandigheden, waardoor de populatie zich snel kan ontwikkelen.
Resistentiemanagement - resistentie tegengaan
Preventieve maatregelen
- Zorg voor een zo goed mogelijke bedrijfshygiëne om besmetting te voorkomen.
- Maak gebruik van een geïntegreerde gewasbeschermingsstrategie en pas zo veel mogelijk biologische gewasbescherming toe.
- Beperk het aantal behandelingen met een chemisch gewasbeschermingsmiddel tot het noodzakelijke minimum en pas deze middelen op een zo klein mogelijk oppervlak toe.
- Wissel middelen met verschillende resistentiemechanismen af.
- Zorg dat niet alle gevoelige organismen sterven, zodat deze zich kunnen blijven voortplanten en ongevoelige organismen niet de overhand nemen.
- Meng insecticiden en acariciden zo min mogelijk met elkaar, want hierdoor kan een resistentie tegen meer dan één middel gemakkelijker ontstaan.
- Meng een specifiek werkende fungicide met een aspecifiek werkend middel (bijvoorbeeld dithiocarbamaten, captan of zwavel) om de ontwikkeling van resistentie te voorkomen.
Reactieve maatregelen
Wanneer er een resistentie is vastgesteld binnen een gewas, dan kan een teler een aantal stappen ondernemen om de schade aan het gewas zo veel mogelijk te beperken:
- Stop direct met het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel dat het probleem veroorzaakt.
- Neem contact op met je gewasbeschermingsspecialist voor verder advies over het gebruik van een ander gewasbeschermingsmiddel.
Contactformulier
Staat je antwoord er niet bij? Vul het contactformulier in en Leonie van Rooijen neemt contact met je op. Op werkdagen zelfs binnen 24 uur.
Ook interessant voor jou
Welke resistentiegroepen van gewasbeschermingsmiddelen zijn er?
Gewasbeschermingsmiddelen zijn onderverdeeld in verschillende resistentiegroepen. Een resistentiegroep is een groep van gewasbeschermingsmiddelen die een vergelijkbare werking hebben.
Gewasbeschermingsmiddelen zijn onderverdeeld in verschillende resistentiegroepen. Een resistentiegroep is een groep van gewasbeschermingsmiddelen die een vergelijkbare werking hebben.
Waar vind je gebruiksinformatie over gewasbeschermingsmiddelen?
Gewasbeschermingsmiddelen kunnen zowel in kleinere als in grotere mate de gezondheid schaden. Daarom is het van levensbelang dat personen op een bedrijf veilig werken met gewasbeschermingsmiddelen.
Gewasbeschermingsmiddelen kunnen zowel in kleinere als in grotere mate de gezondheid schaden. Daarom is het van levensbelang dat personen op een bedrijf veilig werken met gewasbeschermingsmiddelen.
Wat is geïntegreerde gewasbescherming?
Veel telers kiezen voor geïntegreerde gewasbescherming, waarbij een combinatie gemaakt wordt van biologie en chemische gewasbescherming. Dit gaat het ontstaan van resistenties tegen.
Veel telers kiezen voor geïntegreerde gewasbescherming, waarbij een combinatie gemaakt wordt van biologie en chemische gewasbescherming. Dit gaat het ontstaan van resistenties tegen.
Categorieën: